Huba de Graaff – about

download bio
about the organization (Stichting WILco)
works
press
soundcloud

loudspeakeroperas (by Cathy van Eck)
interview by Thea Derks (in dutch)

In ‘Pornopera’ : the beauty of the human voice & moaning
A ‘gym’-performance at the local gym
The Naked Shit Songs – a complete sung interview

“Huba’s music has never been polished, she is not afraid of new sounds or new ways of presenting music, acoustic as well as electronic, dramatic and theatrical, & usually with the necessary humor and irony.”
PSpeakerman_2

She works together with author Erik-Ward Geerlings and managing director Jasper Hupkens.
The Stichting WILco is supporting all of Huba de Graaff’s projects.
Bowie Verschuuren (photography), Emmy Visser (design), Lonneke van Eden : publicity.

Cooperation is essential in Huba’s work.
She loves working together with other inspiring musicians, actors, directors, authors, artists, etc. Photo: Wiek Hijmans, Arthur Sauer, Paul Termos, Eric de Clercq, Huib Emmer.
with Arthur Sauer at the Royal Conservatory doing experiments with barbecues. Also organisation of concert-series (Pokon, KroKo, Haagse KoKodagen)

Huba studied Sonology in Utrecht (1981) and composition at the Royal Conservatory in The Hague with Dick Raaymakers, Louis Andriessen, Fredric Rzewski, Walter Zimmermann and Gilius van Bergeijk.
She teaches at Artez – Arnhem.
She frequents the KonCon, HKU, and PrinsClaus Conservatorium as a guest-teacher and mentor.

download bio

all works

about the organization (stichting wilco)

FF – And Here I Am / a Lonely Woman

Composer Huba de Graaff gives composition lessons, mentorship and advice to aspiring creative people of any age at her studio in Amsterdam. She also regularly gives lectures and public presentations at universities, music schools, conservatoriums and festivals around the world. If you would like to book her or you seek composition lessons or become a student you can email her directly at info@hubadegraaff.com

Huba de Graaff (Amsterdam, 1959) neemt een uitzonderlijke plaats in in het landschap van de hedendaagse muziek. Ze produceerde de laatste 25 jaar een serie unieke muziektheaterwerken. Ze studeerde viool, sonologie en compositie, o.a. bij Gilius van Bergeyk, Louis Andriessen, Fredric Rzewski, Dick Raaymakers en Walter Zimmermann.
Haar compositiewerk beperkt zich niet tot noten schrijven. Vaak staat ze ook zelf op het podium. Al in de jaren 80 speelde ze viool in bandjes zoals The Tapes en Transister. Later trad ze op met zelfgebouwd instrumentarium, zoals een metalen jurk, waarmee ze allerlei elektronica kon aansturen. Ze is altijd in de weer met mengtafels, laptops en elektronica en geeft veel lezingen over haar altijd fascinerende en uiterst originele projecten.
Voor Huba is componeren ook altijd uitvinden, onderzoek doen en tot essentiële vragen komen. Goede noten achter elkaar zetten is het streven van elke componist. Maar waarom staan ze daar? Wat betekent het? Nooit neemt Huba genoegen met zuiver esthetische normen. Waarom moet er zonodig gezongen worden? En wat is dat dan eigenlijk: zingen? 

Niets is vanzelfsprekend in haar muziek. Zangers zijn soms ook acteurs of apparaten. Er worden ook altijd tegenstellingen gezocht, vragen gesteld, essenties uitvergroot en over de top gejaagd. Ze zoekt nieuwe interacties tussen akoestische en elektronische instrumenten en  deinst er niet voor terug om eigen software of app’s te maken of onorthodoxe geluidsinstallaties te ontwerpen. 

Zelden schrijft ze zuivere concertmuziek voor een ensemble zonder opsmuk. Liever zoekt ze samenwerking met theatermakers, ontwerpers, kunstenaars uit andere disciplines. Beeld en tekst zijn meestal ook aanwezig, maar er is geen vaststaande hiërarchie van tekst, geluid en beeld. Dat onderscheidt haar muziektheaterwerk van traditionele opera. 

De traditionele concertpraktijk (en het klassieke luisteren) worden voortdurend op z’n kop gezet. Regelmatig kiest ze voor de low-fi quality van analoge apparaten. Bijgeluiden krijgen een hoofdrol: het slissen en buzzen  van cassetebandjes of de ratelende mechanieken van old-school Revox bandrecorders. Maar het kan ook andersom: in De dood van Poppaea wordt met het Rotterdams Philharmonisch Orkest in een weergaloze surroundsound de terreur van het sounddesign aan de kaak gesteld. 

Jarenlang organiseerde zij concerten, waarbij componisten, musici en toeschouwers uit hun comfortzone werden gejaagd. Het podium verplaatst zich soms naar buiten, tegen gevels, in sportscholen, parkeergarages. Bij lokatieprojecten op veel grotere schaal gebruikte ze de hele stad als podium.

Ondank die experimentele invalshoek en de vaak ongebruikelijke bezettingen is haar werk niet ontoegankelijk, integendeel, het heeft een melodische kwaliteit die zo sterk is dat je ze, al na één keer luisteren, moeilijk uit je hoofd krijgt. 

Luidsprekers spelen in veel stukken van Huba een rol. In veel projecten heeft ze het instrument van de elektronische muziek uit de kast gehaald en in beweging gebracht. 

In het legendarische Lautsprecher Arnolt (2003) draaien, trillen, zwaaien en springen de luidsprekers en transformeren bovendien tot een geloofwaardige dramatische personages. 

In een ander werk Diepvlees (2008), ‘een afluisteropera voor zacht zingende mannen’, eisen niet de speakers maar microfoons en bandrecorders de hoofdrol op. 

In alles wat ze maakt zoekt Huba eerst de essentie en vertaalt die op een speelse manier in een muzikale opzet. Vaak wordt er een spel gespeeld met geluidsweergave en reproductie en omkering van het perspectief. Meestal met de nodige humor en ironie. 

De laatste jaren doet Huba fundamenteel onderzoek naar zang. Wat is zingen, waar komt het vandaan, hoe werkt het? Dit resulteerde o.m. in een opera (Apera, 2013) volledig gebaseerd op opnames van apenzang en De Pornopera (2015) die niet wordt gezongen maar volledig gekreund.

Een hoogtepunt in Huba’s oeuvre was de opera The Naked Shit Songs, die in première ging in het Holland Festival 2017. Een muzikale reconstructie van een interview wat zich ontwikkelt van kabbelend gesprek tot groots gesamtkunstwerk met koor en een virtuoze vijf koppige live-band.
Gilbert & George, die bij de première aanwezig waren prezen het werk aan als 

“…a truly unique opera of great originality. And a real 21st century work of art.”