Fragment “Automatergon” (1973)
Automatergon 81-10
Luister hoe Monach dit werk verklankte in een opname samen met Paul Berg op “discarded harddisk”


Greta Monach (born Greta Vermeulen, 1928-2018) was a Dutch sound poet.
She was one of the first to use a computer for writing poetry.
Her work has been anthologised in Richard W. Bailey’s Computer Poems (1973) as well as Steve McCaffery and bpNichol’s Sound Poetry, A Catalogue (1978).
Greta Monach (1928 – 2018): veelzijdig klankkunstenaar
Door drs. J.G.M. de Vries
Op 13 maart 2018 is in haar woonplaats Den Haag sounddichter en musicienne Greta Monach op 89 – jarige leeftijd overleden. Zij was vanaf de jaren ’70 van de vorige eeuw een van de weinigen in Nederland die in de uitlopers van het dadaïsme, in de ultieme klankpoëzie, als kunstenaar haar engagement zocht en vond.
Greta Monachs eigenlijke naam is Greta Vermeulen. Ze wordt geboren in Den Haag op 25 juli 1928 en brengt haar jeugd door in de toenmalige overzeese rijksgebieden, waar haar vader als elektrotechnisch ingenieur werkt voor de Bataafsche Petroleum Maatschappij. Al vroeg blijkt haar uitzonderlijke aanleg voor wiskunde. Op haar eindlijst HBS prijken uitmuntende cijfers voor de bètavakken. Haar vader wil dan ook dat ze, eenmaal terug in Nederland, wis- en natuurkunde gaat studeren. Ze weigert en gaat in plaats daarvan haar hiaat in Latijn en Grieks opvullen, zodat ze in Leiden Nederlandse taal en letterkunde kan gaan studeren. Na twee jaar breekt ze die studie teleurgesteld af omdat deze haar niet brengt wat ze ervan gehoopt gehad, namelijk doordringen tot de essentie van taal: haar klank, betekenis en vorm.
Ze slaat dan een geheel andere weg in en gaat aan het Haags Conservatorium muziek studeren met dwarsfluit als hoofdvak. Haar leraar is Johan Feltkamp (1896-1962). In 1955 bekroont zij deze opleiding met het solistendiploma fluit. In de periode daarna verdiept ze zich in het werk van eigentijdse componisten als Nono, Stockhausen, Cage en Boulez en volgt in 1961 de beroemde Internationale Ferienkurse für Neue Musik in Darmstadt. Ze wordt nieuwsgierig naar andere toonstelsels dan het conventionele 12-toonssysteem; met name het 31-toonssysteem – de verdeling van een octaaf in 31 gelijke verhoudingen intrigeert haar. Het zou uiteindelijk leiden tot het ontwikkelen van de ‘Vermeulenfluit’ die in tegenstelling tot de moderne dwarsfluit een continu toonhoogteverloop kan voortbrengen. De Vermeulenfluit is een instrument waarop net als op de viool glissandi en flageoletten mogelijk zijn. Een bijzondere fluit die zij in samenwerking met Ir. D.W. van Wulfften Palthe van de TU Delft ontwikkelt. Tijdens de Utrechtse Gaudeamus-muziekweek vindt op 21 september 1973 de eerste performance met de Vermeulenfluit plaats. Peter Struycken en Monach werken begin jaren ‘70 enige tijd samen aan het Instituut voor Sonologie met als resultaat het kunstwerk op de achtergrond en een expositie van computerteksten en – beelden in het Nederlands Letterkundig Museum Den Haag (8 april t/m 9 mei 1975). Het werk aan de muur is nummer 7 A uit Struyckens reeks Computer Structures, 1970-1971. Het is door Monach gelegateerd aan het Centraal Museum in Utrecht.
Haar belangstelling voor poëzie, met name die voor de experimentele klankpoëzie, krijgt een enorme impuls als Monach – die als musicienne Greta Vermeulen heet, als dichteres Greta Monach – wetenschappelijk medewerker wordt aan het Instituut voor Sonologie aan de Plompetorengracht in Utrecht. Een instituut dat is voortgekomen uit de Studio voor Elektronische Muziek (S.T.E.M.) en dat zich onder de vleugels van de Rijksuniversiteit in de jaren ’60 van de vorige eeuw ontwikkelt tot een invloedrijke muziekstudio voor experimentele, op elektronica geschoeide muziek en klankpoëzie. Er wordt wetenschappelijk onderzoek verricht naar klankverschijnselen en de wijze waarop menselijke zintuigen daarop reageren. Componisten, kunstenaars en fysici werken er intensief samen.
De toenmalige directeur van Sonologie, componist Gottfried Michael Koening (1926) werkt in diverse klankcompositieprojecten nauw met Monach samen. Het Instituut is in de jaren ’60 en ’70 een zoete inval voor contemporaine componisten als Konrad Böhmer (1941 – 2014), Peter Schat (1935 – 2003), Frits Weiland (1933) en Ton Bruynèl (1943 – 1998). Maar ook andere kunstenaars lopen er rond, zoals de eerder genoemde schilder, Peter Struycken (1939).
De scene van de sound poetry en computerpoëzie is klein en nationaal krijgt het werk van Greta Monach weinig aandacht, laat staan waardering. Het deert haar niet. Onverdroten gaat ze verder met experimenteren en creëren. (Overigens kwalificeert Thomas Vaessens (1967) haar later in zijn artikel ‘Procedures voor de poëzie van de authenticiteit’ (2002) als pionier van computerpoëzie.
Internationaal is er meer aandacht. Ze treedt onder meer op tijdens avantgardistische, postmodernistische festivals in New York, Lissabon, Toronto en Berlijn. In 1973 is zij een van de 16 uitverkoren dichters die door de Amerikaanse taalkundige en klankpoëziepionier, Richard Bailey (1939 – 2011), wordt uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan zijn in kleine kring bekende bloemlezing Computer Poems. In dat jaar verschijnt bij uitgeverij Samsom ook Monachs bundel Compoëzie. Naast klankpoëzie bevat deze bundel een theoretische verantwoording van haar auditieve, visuele en atonale poëzie.
Halverwege de jaren ’70 lukt het Monach een diep gekoesterde wens in vervulling te brengen: het integreren van muziek, beeldende kunst en poëzie. Haar sound poetry kan chronologisch grofweg in drie projecten of stadia ingedeeld worden. Haar eerste grote project is een reeks Automaterga-verzen . Lettertekeningen die zij zelf typeert als een creatie van experimentele poëzie: ‘omdat die [poëzie] de traditie loslaat en erg op de klank gericht is [ … ] meer op een klankstructuur dan op de semantiek van de dingen’. De computer blijkt daarbij onmisbaar.
Automatergon is een Griekse samenstelling gevormd uit AϒTOMATOƩ (iets wat uit zich zelf beweegt) en EPΓON4 (werk of opus). Kortom: een compositie die uit zich zelf ontstaat.
Aanvankelijk wordt – zo meent zij – haar sound poetry beknot door de lengte van woorden en hun semantiek. Na enige worsteling volgt de oplossing. Ze gaat gebruik maken van korte, monosyllabische woorden en deze ontdoen van hun betekenis. Zo belandt haar poëzie in het rijkgeschakeerde register van gedesemantiseerde woorden en spraakklanken. Gevolg daarvan is dat zij al haar aandacht kan richten op vorm en klank, op visuele klankpoëzie dus. Er volgen daarna talrijke performances en exposities in binnen- en buitenland. Sound poetry komt pas echt tot leven als voordracht en visualisering hand in hand gaan. Haar poëzie is primair – zo ze zelf ooit zei – auditieve expressie.
Na de Automaterga-verzen volgen de projecten Fónerga en ZWEVINGEN. In het Fónerga zet Monach in haar soundpoëtische experimenten een nieuwe stap.
Onderscheidend daarin is dat haar klankpoëzie veel verder gaat dan atonale poëzie die het loslaten van woordbetekenissen als uiterste grens heeft. Anders dan bij pure klankpoëzie is er in geval van atonale poëzie altijd sprake van een zekere referentie aan of herkenning van betekeniselementen en -flarden ontleend aan kennis en werkelijkheid. Daarnaast kenmerkt haar klankpoëzie zich door een nadrukkelijke manifestatie van fonetische klanken. Een van de gevolgen daarvan is dat Monach zich in de verdere ontwikkeling van haar klankpoëzie en het mondiale karakter ervan genoodzaakt ziet gebruik te maken van het Internationaal Fonetisch Alfabet.
In haar derde project, ZWEVINGEN , gaat Monach weer een stapje verder. De vorm krijgt naast klank, een belangrijkere plaats toebedeeld. Het is alsof in ZWEVINGEN klank en vorm in elkaar vervloeien. Lettersymbolen en fonemen worden door Monach gekozen om hun vorm en klankeigenschappen. Het gaat ook om visual poetry. Er ontstaan collages van losse letters die qua kleur, ordening en structuur op elkaar worden geplakt. Dan beginnen de uit punten geconstrueerde symbolen te trillen en worden ze vertaald in klank. In 1980 brengt zij in New York delen uit ZWEVINGEN ten gehore.
Voor Greta Monach is 2015 een belangrijk jaar. Haar werk wordt voor het eerst door anderen uitgevoerd in Open Space (Victoria, Canada), tijdens de manifestatie ‘A place to listen’. Die erkenning – ze is dan inmiddels de 85 jaar gepasseerd – geeft haar enige voldoening.
Ongetwijfeld zullen we meer over haar gaan horen nu de Haagse kunstcriticus, uitgever en performer G. J. de Rook (1943) toegang heeft tot haar omvangrijke archief in het Nederlands Muziek Instituut. Zijn belangrijkste doel is om haar relaties in beeld te brengen met avant-gardistische componisten als Jackson Mac Low (1922 – 2004), Karlheinz Stockhausen (1928 – 2007) en Anestis Logothetis (1921 – 1994), naast performers, conceptkunstenaars en makers van tijdschriften en kunstenaarsboeken als Ulises Carrión (1941 – 1989) en Michael Gibbs (1949 – 2007), en haar – deels ongepubliceerde – werk inclusief andere relevante documenten, zoals aankondigingen van optredens en tentoonstellingen, te inventariseren. Dit overzicht kan als basis dienen voor verdere studies naar de betekenis van Greta Monach voor de sound poetry in de tweede helft van de vorige eeuw. Voor meer informatie: gj@derook.nl
Na haar overlijden is in haar nalatenschap ook semantische poëzie aangetroffen. Enkele gedichten daarvan zijn inmiddels gepubliceerd op de site van het literaire magazine Meander. Ook op de site van het zustermagazine Ooteoote wordt aandacht besteed aan haar semantische werk, haar sound poetry en computerpoëzie.
** Greta Monach vermaakte haar vermogen aan het Stedelijk Museum in Amsterdam.
* Joop de Vries (Culemborg, 1953) is de executeur testamentair nalatenschap Greta Vermeulen / Monach. Ruim 10 jaar was hij leerling dwarsfluit bij Greta Monach. In de jaren eind ’70 – begin ’80 was hij als performer en muzikant betrokken bij haar avantgardistische sound poetry-voordrachten.
Geraadpleegde bronnen:
1. Greta Monach, Compoëzie, Samson Automatiserings Service Centrum, Alphen aan den Rijn, 1973.
2. Hans Heessen, ‘Ik dacht je moet dat veel radicaler benaderen, Op bezoek bij “sound poet” Greta Monach.’ In: De Utrechtse Boekhouder, tijdschrift voor Utrechts literair erfgoed, afl. 19, jrg. 8 (2018), nr. 1.
3. Interview Greta Monach door Marja Bosma, conservator moderne en hedendaagse kunst Centraal Museum, 23 februari 2015. Filmisch vastgelegd door Arthur van Mourik, collectiebeheerder moderne en hedendaagse kunst Centraal Museum Utrecht. Duur: 30 minuten.
Meander. Nieuwsbrief 35, 8 september 20197
Ooteoote, EI 172, 23 augustus 2019 (1, 15, 28 oktober: verzen met foto’s)