Geweld & Vibrato – teksten
Het lied van Saïdjah
Historische toespraken
Saïdjah’s song
Historic speeches
download texts ‘Geweld & Vibrato’
Lied van Saïdjah – Multatuli (1820-1887)
uit: Max Havelaar (1860)
Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb de grote zee gezien aan de Zuidkust, toen ik daar was met mijn vader om zout te maken.
Als ik sterf op de zee, en men werpt mijn lichaam in het diepe water, zullen er haaien komen.
Ze zullen rondzwemmen om mijn lijk, en vragen: ‘wie van ons zal het lichaam verslinden, dat daar daalt in het water?’
Ik zal ‘t niet horen.
Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb het huis zien branden van Pa-Ansoe, dat hijzelf had aangestoken omdat hij mataglap was.
Als ik sterf in een brandend huis, zullen er gloeiende stukken hout neervallen op mijn lijk.
En buiten het huis zal een groot geroep zijn van mensen, die water werpen om het vuur te doden.
Ik zal ‘t niet horen.
Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb de kleine Si-Oenah zien vallen uit de klapa-boom, toen hij een klapa plukte voor zijn moeder.
Als ik val uit een klapa-boom, zal ik dood nederliggen aan de voet, in de struiken, als Si-Oenah.
Dan zal mijn moeder niet schreien, want zij is dood. Maar anderen zullen roepen: ‘zie, daar ligt Saïdjah!’ met harde stem.
Ik zal ‘t niet horen.
Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb het lijk gezien van Pa-Lisoe, die gestorven was van hoge ouderdom, want zijn haren waren wit.
Als ik sterf van ouderdom, met witte haren, zullen de klaagvrouwen om mijn lijk staan.
En zij zullen misbaar maken als de klaagvrouwen bij Palisoe’s lijk. En ook de kleinkinderen zullen schreien, zeer luid.
Ik zal ‘t niet horen.
Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb velen gezien te Badoer, die gestorven waren. Men kleedde hen in een wit kleed, en begroef hen in de grond.
Als ik sterf te Badoer, en men begraaft mij buiten de desa, oostwaarts tegen de heuvel, waar ‘t gras hoog is…
Dan zal Adinda daar voorbijgaan, en de rand van haar sarong zal zachtkens voortschuiven langs het gras…
Ik zal het horen.
Interview met opperbevelhebber Spoor (1946)
“Waarom moeten wij recht en veiligheid brengen in Indië?”
“Omdat Indië dat zelf van ons verwacht. Hoe verward en verwarrend de verhoudingen tussen Nederlanders en Indonesiërs thans moge lijken. Het is zeker dat zelfs zij die zich onze felste tegenstanders noemen de band met Nederland en de Nederlanders in hun hart erkennen en aanvaarden. Onze enige vijanden om ginds zijn die door Japanners in haat en verdwazing opgezweepte groepen, welke wanneer de hartstochten weer bedaard zullen zijn zullen blijken slechts enkele tienduizenden op de tientallen miljoenen te zijn.”
“Wil dat zeggen dat wij bij het brengen van recht en veiligheid, U ziet ik aanvaard dankbaar uw terminologie, slechts met daadwerkelijk verzet van zeer weinigen te doen zullen hebben?”
“Neen. Dat zou een onderschatting zijn van het duivelse raffinement van de Japanse propaganda. Een onderschatting ook van de moeilijkheden die ons wachten bij de uitvoering van onze taak, om dat te denken. Er zijn nu ook buiten het handjevol terroristen aanzienlijke groepen die nog in de ban van het verslagen Japan leven en zich onze vijanden wanen, tot ze ons opnieuw leren kennen. Wat dan gebeurt vormt het antwoord op uw laatste vraag:
Hoe moeten wij onze taak volbrengen? Hoe? Op de ons eigen Nederlandse wijze: met matiging, met menselijkheid en met humor.”
Minister-president Dr. L.J.M. (Louis) Beel:
“Het grondvlak waarop een nieuwe staatkundige orde op de grondslag van de koninklijke rede kan worden opgebouwd is thans gelegd. Van de kracht, van de samengebundelde kracht van het Nederlandse volk zal het thans vooral afhangen of het gebouw op dat grondvlak op te trekken het gebouw zal zijn waarin het goed zal wezen tezamen te wonen tot heil van allen die deel ervan uitmaken. Geve God dat het Nederlandse volk de kracht ook daartoe zal opbrengen. Ik dank u.”
Luitenant-Gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, dr. H.J. Van Mook:
“Diep betreur ik dat de Republiek tot dusver zijn uitweg niet kan vinden uit de omheining van prikkeldraad die zij zelf om zich heen heeft gebouwd. Wanneer zij de kracht had begrepen om de onverantwoordelijken, de tuchtelozen, en de avonturiers in haar midden meester te worden, wanneer zij zich niet voortdurend gedwongen had gevoeld haar eenheid te zoeken in een negatief verzet tegen samenwerking en in het telkens weer opwekken van wilde hartstocht, dan waren niet alleen de Verenigde Staten van Indonesië reeds vrijwel werkelijkheid geweest, maar dan zouden begrip en waardering voor het Indonesisch nationalisme in Nederland en in de wereld veel sneller en zuiverder zijn gegroeid.”
Generaal Spoor:
“Deze, in een Birmees dorp gedemonstreerde actie, toont precies de soort infiltratie welke nodig is om een kleine operatie succesvol te maken.(…)
Eén der deelstaten van de te vormen federatie (…) lijden honger (…) zij komen bij de soldaten om rijst vragen (…)
Hoewel enigen daarvan zich zullen overgeven zult u er waarschijnlijk veel meer moeten doden dan u er gevangen zult nemen. En u zult ze één voor één gevangen moeten nemen.”
Generaal Spoor:
“…Kortom, zoals thans de troepen van de koninklijke landmacht en van het koninklijk Nederlandsch-Indisch leger dat reeds doen. Waar onze mannen komen om recht en veiligheid en vrede te brengen ziet men in enkele weken, in enkele dagen soms, de naar de ons bevrijde gebied terugstromende bevolking ontwaken uit de betovering van het Japanse gif.”
Minister-president Beel:
“Het kan zijn dat het actiemiddel waartoe thans is besloten nog grotere offers van ons volk zal vragen dan reeds op zichzelf noodzakelijk eruit moeten voortvloeien. Maar wanneer deze mogelijkheid werkelijkheid zou worden dan zal eerst recht blijken dat het Nederlandse volk wanneer het omwille van een hoog doel tot een besluit als het onderwerpelijke is gekomen onwrikbaar is, en elk offer zal weten te brengen, desnoods met verbetenheid zal weten te brengen, dat voor volledig welslagen nodig is. God geve u daartoe de kracht en daarmee aan Indonesië in- en door innige samenwerking met ons de heet begeerde vrijheid.”
Minister president Beel:
“Ruim is het perspectief hetwelk zich hierbij voor ons opent nu een beslissende stap op de weg naar de vorming van de vrije en soevereine verenigde staten van Indonesië werd gezet. Een resultaat verkregen als gevolg van een overleg gevoerd in een sfeer van wederzijds vertrouwen en van begrip voor hetgeen leeft in de harten van beide volkeren. Nog was het niet mogelijk geheel Indonesië in dit overleg te betrekken. Niets zal ons meer verheugen dan wanneer als gevolg van de gebeurtenis van de laatste weken spoedig de voorwaarde zal zijn geschapen waaronder ook de gebieden welke tot dusver buiten dit overleg stonden als nieuwe deelgebieden in de rij der verenigde staten hun plaats zullen gaan innemen. Onder het huis van Oranje zal in de Unie in nieuwe vormen de eenheid van de delen sterker dan ooit naar voren treden. Moge met God’s hulp onze arbeid in het nieuwe jaar rijke vruchten opleveren.”
M. Van der Goes van Naters (1948)
“Het is geen vrolijke boodschap die ik u heb te brengen.
En toch meen ik dat wij onszelf moeten verheffen boven de gebeurtenissen van de dag, nu er doden vallen van ons volk en van een broedervolk. Ja.”
27th december 1949 De Nederlandse vlag wappert niet meer vanaf paleis Koningsplein.
Sutan Sjahrir – uit “Onze Strijd” (1946)
“Onze kracht moet bestaan in het aankweken van gevoelens van rechtvaardigheid en menselijkheid. Alleen een nationalisme, dat gedragen wordt door deze gevoelens, kan ons in de wereldgeschiedenis vooruitbrengen”
From ‘Max Havelaar: Or the Coffee Auctions of a Dutch Trading Company’
by Multatuli
Saïdjah’s song (from the Saïdjah and Adinda – story)
I know not where I will die.
I saw the great sea on the South shore, where I was with my father to make salt.
If I die at sea, my body will be thrown in the deep water, and there will be sharks.
They shall swim around my body and ask: who will devour the body that sinks there in the water?
I shall not hear it.
I know not where I will die.
I saw the burning house of Pa-ansoe, which he had set ablaze himself, because he was mata-glap.
If I die in a burning house, glowing pieces of wood will fall on my body.
And outside people will shout and throw water to kill the fire.
I shall not hear it.
I know not where I will die.
I saw little Si-oenah who fell from a klappa tree, when he picked a klappa for his mother.
If I fall from a klappa tree, I will be dead on the ground, in the bushes, like Si-oenah.
My mother shall not weep, for she is dead. But others will shout with loud voices: Behold there is Saïdjah!
I shall not hear it.
I know not where I will die.
I saw the body of Pa-lisoe, who died of age, for his hair was white.
If I die of age, with white hair, wailing women will stand around my body.
And they shall weep, just like the wailing women at Pa-lisoe’s body.
And the little children will weep, very loud.
I shall not hear it.
I know not where I will die.
I saw many in Badoer, who had died. They were clothed in a white shroud and buried in the ground.
If I die in Badoer, I shall be buried out of the dessah, on the East hill, where the grass is high,
Adinda will pass there, and the edge of her sarong will softly brush the grass.
I shall hear it.
Vertaling: https://www.berfrois.com/2012/12/max-havelaar-multatuli/
Translated historic speeches (fragments) which have been used in the opera ‘Geweld & Vibrato’:
Interview Generaal Kruls with Commander-in-Chief Spoor (1946):
“Why should we bring justice and security to Indonesia?
Because Indonesia itself expects that from us.
How confused and confusing the relations between the Dutch and Indonesians may seem today.
It is certain that even those who call themselves our fiercest opponents recognize and accept the bond with the Netherlands and the Dutch in their hearts.
Our only enemies over there are those groups whipped up into hatred and infatuation by the Japanese, which, when the passions have calmed down again, will turn out to be only a few tens of thousands out of tens of millions.”
“Does that mean that in bringing justice and security,
you see, I gratefully accept your terminology,
we will only have to deal with actual resistance from very few?”
“No. That would be an underestimation of the diabolical sophistication of Japanese propaganda. To think so is also an underestimation of the difficulties that await us in carrying out our task. There are now also significant groups outside the handful of terrorists who still live under the spell of defeated Japan and consider themselves our enemies until they get to know us again.
What happens then answers your last question: how should we accomplish our task? How? In our own Dutch way: with moderation, with humanity and with humor.”
Prime minister Beel :
“The foundation on which a new political order can be built on the basis of the Royal speech has now been laid. On the strength, on the combined strength of the Dutch people it will now mainly depend, whether the building to be constructed will be a building in which it will be good to live together for the prosperity of all who are part of it.
May God give the Dutch people the strength to be able to muster. Thank you.”
Van Mook – colonial minister:
“I deeply regret that the republic so far has been unable to find its way out of the barbed wire fence it has built around itself.
If she had understood the power to master the irresponsible, the undisciplined and the adventurous in her midst, if she had not constantly felt compelled to seek her unity in a negative resistance to cooperation, and in a constant provocation of wild passion, then not only would the United States of Indonesia have become almost a reality, but then understanding and appreciation for the Indonesian nationalism in the Netherlands and in the world would have grown much faster and purer.”
General Spoor:
“This action, demonstrated in a Burmese village,
shows exactly the kind of infiltration needed to make a small operation successful.
One of the states of the federation to be formed…
is starving… they come to the soldiers to ask for rice…
Although some will surrender, you will probably have to kill many more than you will capture.
And you will have to capture them one by one.
General Spoor:
…”In short, as the troops of the Royal Army and the Royal Dutch East Indies Army already do. Where our men come to bring justice and security and peace, within a few weeks, sometimes in a few days, we see the population returning to the area we liberated, waking up from the spell of the Japanese poison.”
Prime minister Beel:
“It may be that the means of action which now has been decided
will require even greater sacrifices from our people than necessarily ensue from it.
But when this possibility were to become reality, it would first become clear that the Dutch people, when they have come to a decision for the sake of a high goal,
a decision as the subject has been reached, steadfastly, and will know how to make any sacrifice, and if necessary with doggedness, which is necessary to be completely successfull.
God grant you the strength, and with that to Indonesia through close cooperation with us, the much-desired freedom.”
Prime minister Beel:
“The perspective that opens up before us is broad, now that a decisive step has been taken on the road to the formation of the free and sovereign united states of Indonesia. A result obtained as a result of consultations held in an atmosphere of mutual trust and understanding for what lives in the hearts of both peoples. It was not yet possible to involve the whole of Indonesia in these consultations. Nothing will be more rejoicing than if, as a result of the events of the last few weeks, the conditions will soon be created under which the areas that have so far been outside these consultations will take their place as new sub-areas in the row of the United Nations. Under the House of Orange, the unity of the parts will emerge more strongly than ever in the Union in new forms. With God’s help, may our labor bear rich fruit in the new year.”
Van der Goes – socialdemocratic politician (1948)
“It is not a happy message that I have to bring to you. And yet I believe that we must raise ourselves above the events of the day, now that there are deaths of our people and of a brother nation. Yes.”
General Spoor:
… “How should we accomplish our task? How?
In our own Dutch way:
with moderation,
with humanity
and with humor.”
27th december 1949
The Dutch flag no longer flies from Koningsplein Palace.
Sutan Sjahrir (1946)
“Our strength must be in cultivating feelings of justice and humanity. Only a nationalism, supported by these feelings, can take us forward in world history.”